Bij het werken van achter naar voren veronderstellen we dat de conclusie klopt en gaan we daaruit allerlei conclusies trekken tot we ergens terechtkomen bij een bekende situatie of bij iets wat we gemakkelijk kunnen bewijzen.
Een voorbeeld:
Je hebt twee emmers zonder merkstreepjes, één van 9 liter en één van 4 liter. Hoe kan je hiermee precies 6 liter water uit een waterput afmeten?
- De eindsituatie is zes liter in de grote emmer.
- Wat is de situatie daarvoor? , dus die 6 liter kan verkregen worden door 3 liter weg te gieten uit de volle emmer van 9 liter.
- Om 3 liter te kunnen afgieten moet er in de kleine emmer juist 1 liter aanwezig zijn.
- Maar : dus \’e\’en grote emmer waaruit 2 keer de inhoud van de kleine emmer is weggegoten.
- Besluit: we vullen de grote emmer met 9 liter en gieten 2 keer 4 liter over in de kleine emmer. Dan gieten we die ene liter in de kleine emmer. We vullen nu terug de grote emmer met 9 liter en gieten water over in de kleine emmer tot die volledig vol is. Er blijft dan 6 liter water over in de grote emmer.