Opgave 13

Wat is groter 2017^{2018} of 2018^{2017}?

Antwoord
  • Noteer 2017 = x en 2018 = y, dan moeten we zoeken welke van de twee, x^y of y^x , het grootst is. Hierbij is 0<x<y.
  • Als we zouden veronderstellen dat x^y > y^x, dan is komt dit neer op y \ln x > x \ln y, want de natuurlijke logaritmische functie is stijgend.
  • Dit is te herschrijven als : \dfrac{\ln x}{x}> \dfrac{\ln y}{y}.
  • Daaro onderzoeken we de functie f(x)=\dfrac{\ln x}{x}.
  • f'(x)=\dfrac{1-\ln x}{x^2}. Bijgevolg is f'(x)<0 als x>e, en is f daar dalend.
  • Klaar! : Omdat e<x<y en omdat f dalend is rechts van e, zal de volgorde van de beelden worden omgedraaid , dus f(x)>f(y) en bijgevolg is

        \[2017^{2018}>2018^{2017}\]

Opgave 12

Construeer de ingeschreven cirkel van een driehoek waarbij twee hoekpunten ontoegankelijk zijn.

Antwoord
  • We kiezen een rechte ( rood) die twee zijden snijdt en bepaal de spiegelbeelden van die zijden ( blauwe stippellijn).
  • Bepaal het snijpunt van die stippellijnen: T en bepaal de deellijn
    ( blauw )van de hoek in T.
  • Spiegel die lijn terug rond de rode rechte ( groene lijn) en bepaal het snijpunt U met de deellijn (paarse lijn )van de driehoek die je wel kon tekenen (vanuit K).
  • U is het middelpunt van de ingeschreven cirkel.

Opgave 11

E,F en G zijn de raakpunten van de ingeschreven cirkel aan de zijden van driehoek ABC. Bewijs dat AF,BG en CE door één punt gaan.

Antwoord

  • F verdeelt de zijde a in |CF| =r\cot \frac{C}{2} en |FB|=r\cot \frac{B}{2}. Hierbij is r de straal van de ingeschreven cirkel en zijn CD en BD de bissectrices van de hoeken C en B.
  • Analoog geldt: G verdeelt de zijde b in |CG| =r\cot \frac{C}{2} en |AG|=r\cot \frac{A}{2} en E verdeelt de zijde c in |AE| =r\cot \frac{A}{2} en |EB|=r\cot \frac{B}{2}.
  • Dan is \dfrac{|AE|}{|EB|}.\dfrac{|BF|}{|FC|}.\dfrac{|CG|}{|GA|}=1.
  • Volgens de stelling van Ceva zijn de hoektransversalen AF,BG en CE dan concurrent.

Opgave 10

Bereken de vierkantswortel van x met

    \[x=\underbrace{1\cdots 1}_n\underbrace{2\cdots 2}_{n+1} 5\]

Antwoord

  • x=10^{2n+1}+\cdots +10^{n+2}+2.10^{n+1}+\cdots+2.10+5.
  • De termen met een factor 2 splitsen we op en we schrijven 5 als 1+1+3.
  • We vinden dan
    x=(10^{2n+1}+\cdots +10^{n+2}+10^{n+1}+\cdots+10+1)+(10^{n+1}+\cdots+10+1)+3.
  • Gebruiken we nu de partiële som formule voor de termen van een meetkundige rij: x=\dfrac{10^{2n+2}-1}{9}+\dfrac{10^{n+2}-1}{9}+3
  • We brengen op gelijke noemer: x=\dfrac{10^{2n+2}+10.10^{n+1}+25}{9}=\Big(\dfrac{10^{n+1}+5}{3}\Big)^2.
  • Dan is \sqrt{x}=\dfrac{10^{n+1}+5}{3}.
  • Hieruit volgt dat  \sqrt{x} =\dfrac{1 \overbrace{0\cdots0}^{n+1}+5}{3}=\dfrac{ \overbrace{9\cdots9}^{n}0+15}{3}.
  • Uiteindelijk vinden we dat de vierkantswortel van x gelijk is aan

        \[\overbrace{3\cdots3}^n5\]