Maak met de cijfers 3,4,5,6,7,8 en 9 een getal X van 4 cijfers en een getal Y van 3 cijfers zodat het product X.Y zo groot mogelijk is.
Antwoord
We schrijven X en Y in hun tientallige notatie: en .
Dan is .
Om X.Y maximaal te maken kiezen we zo groot mogelijk. Dit kan op 2 manieren.
Neem en . Dan is de coëfficiënt van gelijk aan en die wordt maximaal voor en . De coëfficiënt van is dan en die wordt zo groot mogelijk voor en . Blijft over . Dan is en en .
Als en . Dan is de coëfficiënt van gelijk aan en die wordt maximaal voor en . De coëfficiënt van is dan en die wordt zo groot mogelijk voor en . ook hiet volgt dat . Dan is en en .
AB is een koorde en P een willekeurig punt van een gegeven cirkel. Q is de loodrechte projectie van P op AB en R en S zijn de loodrechte projecties van P op de raaklijnen aan de cirkel in A en B. Bewijs dat PQ het meetkundig gemiddelde is van PR en PS.
Antwoord
Maken we eerst een tekening:
We proberen aan te tonen dat de driehoeken PRQ en PQS gelijkvormig zijn, want dan is en hieruit volgt het gestelde.
De vierhoeken PRAQ en PQSB zijn koordenvierhoeken omdat twee overstaande hoeken recht zijn.
In de eerste koordenvierhoek is omdat in een koordenvierhoek de hoek tussen een zijde en de diagonaal gelijk is aan de hoek gevormd door de overstaande zijde en de andere diagonaal. Daarom is ook .
Maar de hoeken en zijn gelijk als hoeken op eenzelfde boog in de gegeven cirkel. Bijgevolg is .
Via een analoge redenering is ook en dus zijn de driehoeken PRQ en PQS gelijkvormig, zoals gevraagd.
In de eerste ongelijkheid stellen we , en , dan wordt de opgave herschreven als of .
We werken de haakjes uit en vinden: .
Uit de ongelijkheid over het rekenkundig en meetkundig gemiddelde vinden we dat , dus het linkerlid uit vorig punt is groter of gelijk aan wat moest bewezen worden.
Voor het tweede deel van de ongelijkheid gebruiken we de ongelijkheid over het harmonisch en meetkundig gemiddelde: . Volgens de ongelijkheid over het rekenkundig en meetkundig gemiddelde is bovendien .
Pas dit nu toe op de drie termen van het linkerlid van de gevraagde ongelijkheid en het bewijs is klaar.
Op de zijden van een rechthoekige driehoek ABC tekent men twee vierkanten: BGFC en AEDC. De rechten AG en BE snijden elkaar in I. Verder is H het snijpunt van AG met BC en J het snijpunt van BE met AC. Bewijs dat de oppervlakte van ABI gelijk is aan de oppervlakte van IHJC.
Antwoord
We maken eerst een tekening
We kunnen beter bewijzen dat de oppervlakte van de driehoeken ABH en BJC dezelfde zijn door bij de opgave de oppervlakte van BIH toe te voegen aan beide delen.
Dus moet of .
Nu zijn de driehoeken ACH en BGH gelijkvormig (HH= rechte hoek en overstaande hoeken), dus geldt . Bijgevolg rest ons te bewijzen dat .
Ook driehoeken BJC en BED zijn gelijkvormig ( HH= gemeenschappelijke hoek en rechte hoek), dus is of . Bijgevolg is .
Uit de gelijkvormigheid van de driehoeken AHC en AGF volgt op een analoge wijze dat .
Uit de twee laatste formules volgt dan inderdaad dat , net wat we wilden bewijzen.