Amelie Emmy werd geboren op 23 maart 1882 in Erlangen ( Zuid-Duitsland) uit Joodse ouders. Haar vader Max was hoogleraar wiskunde aan de universitiet van haar geboortstad. Vooraleer ze wiskunde ging studeren, volgde ze een leraarsopleiding Frans en Engels. darna schreef ze zich in aan de universiteit van Erlangen, waar ze na enige tijd nog alleen wiskundige vakken volgde. In de winter van 1903-1904 verbleef ze in Göttingen waar ze cursus liep bij o.a. Minkowski, Hilbert en Klein. Haar doctoraatsverhandeling , met als promotor Paul Gordon (1837-1912), handelde over de theorie van de algebraïsche invarianten.
In 1915 werd ze door Hilbert en Klein uitgenodigd om naar Göttingen te komen als Privardozent. Eén van de eerste onderzoeksonderwerpen waar Emmy Noether zich mee bezighield, was de vraag of een gegeven permutatie groep de Galoisgroep is van een gegeven veelterm of met andere woorden of niet alleen een veelterm een groep bepaald, maar of het omgekeerde ook waar is. Rond 1919 wordt ze medewerker aan de ‘mathematische annalen’ en publiceert ze haar eerste artikels in de zuivere algebra, met name over de theorie van de ringen en de idealen.
De ideaaltheorie die Emmy Noether fundeerde, werd later verlgemeend door Krull, van der Waerden en E. Artin. Naast de vele successen in haar beroepsleven kende ze, tijdens haar Göttingse jaren, ook veel tegenslagen in haar familie. Achtereenvolgens stierven haar moeder, twee van haar broers en haar vader. Zijzelf verloor in 1933 haar toelating om te doceren vanwege haar Joodse afkomst en werd daardoor verplicht uit te wijken. In de VS werd ze professor aan een meisjes college, in Bryn Mawr. Ze hield ook seminaries in Princeton. In 1935 stierf ze aan de gevolgen van een heelkundige ingreep. Op wiskundig gebied verschoof ze, haar laatste jaren, de aandacht naar de studie van ‘algebra’s’.