Neem een driehoek ABC. Een rechte l door een hoekpunt A van de driehoek heet hoektransversaal of ceviaan van A. We onderzoeken onder welke voorwaarden de hoektransversalen van A,B en C door één punt gaan.
- Voor een willekeurig punt P op een hoektransversaal beschouwen we de verhouding van de afstanden tot de twee zijden.
Omdat , is deze verhouding constant. Noem deze constante Bij elke transversaal hoort een dergelijke constante. Bereken ze met de klok mee. Nu geldt: De 3 hoektransversalen zijn concurrent als en slechts als . Zo geldt bijvoorbeeld voor de binnenbissectrices van een driehoek dat , dus: de drie binnenbissectrices van een driehoek gaan door één punt. - Laat men ook transversalen toe buiten de driehoek, dan moet men aan de constanten enkel een ander teken geven. Hetr esultaat van hierboven blijft behouden.
- We kunnen een hoektransversaal ook kenmerken door de verhouding van de oppervlaktedelen waarin de driehoek door de ceviaan verdeeld wordt.
. Het is eenvoudig te zien dat en dus geldt: De 3 hoektransversalen zijn concurrent als en slechts als . Onder deze vorm is de stelling ook gekend als de stelling van Ceva. - Nu geldt bijvoorbeeld voor de zwaartelijnen van een driehoek dat , dus: de drie zwaartelijnen van een driehoek gaan door één punt.
- We kunnen dit ook ondzerzoeken voor de drie hooigtelijnen.
, en en dus is . Bijgevolg geldt: de drie hoogtelijnen van een driehoek gaan door één punt.