Ter gelegenheid van gedichtendag:
Ach, zijn hotel, wat was Hilbert toch blij
Oneindig veel kamers, geen enkele vrij
Maar toen klopte plots iemand aan en die zei:
Hebt u misschien nog een kamer voor mij?
Jazeker, zei hij, de rest schuift gewoon op
En als ze weer binnen zijn na dit karwei,
Neemt u kamer 1, die is leeg en dichtbij
Ach, zijn hotel, wat was Hilbert toch blij
Oneindig veel kamers, geen enkele vrij
Net toen de kalmte was wedergekeerd,
Schrok Hilbert op van een driftig geklop
Hij werd met een troep nieuwe gasten vereerd
Staand voor de deur, een oneindige rij
Goddank had hij vroeger tafels geleerd
Hij gaf al zijn gasten een kamer nabij
In hun kamer maal twee werden zij geparkeerd,
De oneven kamers, die kwamen zo vrij
Door de rij voor de deur werd dit zeer gewaardeerd
Het einde was zoek, toch kon ieder erbij
Fenna van der Grient