Minoïsche beschaving

De Minoïsche beschaving, genoemd naar de legendarische koning Minos, was een oude beschaving die bloeide op het eiland Kreta in de Egeïsche Zee tijdens het bronzen tijdperk, van ongeveer 2700 tot 1450 v.Chr. Het was een van de eerste geavanceerde beschavingen in Europa en wordt beschouwd als een cruciale periode in de prehistorische tijd van de Egeïsche regio.

De Minoïsche beschaving wordt geassocieerd met de bouw van grote paleizen, waarvan het paleis van Knossos het meest bekende is. Deze paleizen waren niet alleen administratieve en politieke centra, maar ook culturele en religieuze centra. Ze waren vaak complex van structuur, met vele kamers, gangen en binnenplaatsen. Rond 1700 v.C. werd Kreta getroffen door een natuurramp. Kolonisten van Indo-Europese afkomst zetten voet op het eiland. Daarna werden nieuwe Minoïsche paleizen gebouwd. Na een nieuwe natuurramp rond 1450 v.C.  vallen de verwoeste paleizen in handen van de Myceense Grieken. Zij zijn de nieuwe heersers in de regio. 

De Minoërs waren bedreven in handel en onderhielden uitgebreide handelsnetwerken met andere culturen in de Egeïsche Zee, Egypte en het Nabije Oosten. Ze waren vooral bekend om hun handel in luxegoederen zoals aardewerk, edelstenen, wierook en grondstoffen zoals koper. Een onmisbaar element hierbij is de opkomst van het schrift: Lineair A.  Het bestaat uit pictogrammen en de taal die deze tekens weergeven is tot op heden niet ontcijferd

 

De Minoïsche beschaving stond bekend om zijn uitgebreide artistieke en ambachtelijke tradities. Minoïsche kunst omvatte prachtige fresco’s, aardewerk, juwelen en sculpturen. Veel van deze kunstwerken vertoonden thema’s van de natuur, dieren, en religieuze rituelen.

 De Minoïsche religie en symboliek zijn slecht begrepen vanwege het ontbreken van geschreven verslagen. Veel van wat we weten is afgeleid van archeologische vondsten, zoals de aanwezigheid van goden en godinnen, waaronder de bekende slangengodin. Symbolen zoals de dubbele bijl (labrys) en stieren speelden een belangrijke rol in hun religieuze praktijken.

 De Minoïsche beschaving kende een plotselinge en mysterieuze ondergang rond 1450 v.Chr., waarschijnlijk als gevolg van een combinatie van natuurrampen, waaronder aardbevingen en de uitbarsting van de vulkaan Thera (Santorini), evenals mogelijk invasies van buitenaf, hoewel de precieze oorzaak nog steeds onderwerp van debat is onder historici en archeologen.

Ondanks zijn ondergang heeft de Minoïsche beschaving een blijvende invloed gehad op de Griekse cultuur en beschaving, en het eiland Kreta blijft een belangrijke archeologische vindplaats voor het bestuderen van deze oude beschaving.

Koning Narmer

Een koning die volgens de hiërogliefen Narmer heet, maar die ook bekend staat als Menes, verenigt rond 3000 B.C. de beide Egyptische koninkrijken Boven- en Beneden-Egypte tot één staat. Met deze koning begint de eerste dynastie van het Verenigde Egyptische koninkrijk.

Om het prestige van zijn overwinning kracht bij te zetten heeft Narmer volgend palet laten maken waarop zijn overwinning op het noorden wordt uitgebeeld.

Hij  draagt hierop nog de witte kroon van Boven (upper) Egypte.

De koning is de belichaming van goddelijke macht op aarde. Narmer haalt dan ook als de hemelgod Horus zijn overwinning op Beneden Egypte en in diens tempel wordt het palet opgesteld.

 

Cycladische beschaving

Tussen 3000 en 2000 v.C ontstond op de Cycladen een pre-Griekse beschaving. Deze eilandengroep in de Egeïsche zee, met als grootste eilanden Paros,Delos,Minos en Santorini dankt zijn naam aan de rangschikking in een cirkel.

De eilandengroep ligt op een strategische plaats tussen Europa en Azië. Al zeer vroeg kozen de eilandbewoners het ruime sop en konden zo vreemde cultuurinvloeden overnemen.

De Cycladische maatschappij was welvarend. De bewoners waren zeelui die handel dreven in het oostelijke Middellandse Zeegebied. Maar het waren niet alleen vissers en handelslui, maar ook boeren, veehouders en jagers. Ze werkten op het platteland, ze hadden eigen wijn, olijfolie, groenten, ze cultiveerden hun grond en brachten hun leven vredelievend door. De inwoners van de Cycladen waren artistiek, het bewijs hiervan zijn de vele vazen, juwelen en andere voorwerpen die uit die periode teruggevonden zijn

De belangrijkste werken waren echter kleine in wit marmer, modern ogende beeldjes  (idolen), zonder gelaat en alleen een neus. De beeldjes zijn herleid tot de geometrische grondvormen. Opvallend was dat de beeldjes meestal vrouwen,nimfen of Godinnen voorstelden. De mannelijke beelden waren vooral beelden van jagers, van mannen die dansten of van mannen die een muziekinstrument bespeelden. Veel van de voorwerpen die ze maakten, verkochten ze op Kreta, daar woonden de Minoërs. Doordat ze in aanraking kwamen met de Minoïsche beschaving, brachten ze de kunst uit Kreta ook naar de Cycladen. 

Er kwam een einde aan hun beschaving toen de Minoërs (Kreta) binnen vielen en toen rond 1600 v.C. een vulkaanuitbarsting een groot deel van Santorini vernielde

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Soemerië : vroeg-dynastieke periode (2900-2334 V.C.)

In het vroege derde millennium kreeg Uruk concurrentie van ondermeer Kish, gelegen in het noorden van Soemer. De steden in het zuiden werden herhaaldelijk getroffen door overstromingen. Deze vormden trouwens de inspiratie van veel zondvloed verhalen.

in deze periode ontstond een nieuwe klasse van grootgrondbezitters. Net als de tempels bezaten ze veel landbouwgrond en hadden ze veel mensen in dienst. men noemden hen lugals( grote mannen).

Omdat hun bedienden al het werk deden, hadden de lugals tijd om zich met andere dingen ( zoals oorlog voeren) bezig te houden. Omdat de bevolking fors toenam, was het onvermijdelijk dat er meer en meer grensconflicten werden uitgevochten op het slagveld. Elke lugal nam een een aantal van zijn mannen mee en soms werd één van hen als een soort opperbevelhebber aangeduid. De legendarische Gilgamesh van Uruk was waarschijnlijk één van hen.

In de loop van het derde millennium bleef Soemer verdeeld onder verschillende stadstaten . De lugals waren weinig meer dan opperbevelhebbers. De hogepriester bleef het ‘staatshoofd’. Ondanks hun gebrek aan politieke eenheid groeide wel het besef van culturele eenheid: de beschermgoden van de verschillende stadstaten kregen een vaste plaats in het pantheon. Enlil, die vereerd werd in Nippur, werd aangewezen als oppergod.

De Soemerische koningslijst, die veel later werd opgesteld, is een belangrijke bron van informatie over  deze tijd. Vermelden we ondermeer volgende heersers:

  • Enmebaragesi van Kisj, die vocht tegen Elam.
  • Urakagina van Lagash:hij voerde veel hervormingen in en presteerde zich als een rentmeester die in de naam van de goden het bewind voerde over de landgoederen. Dit idee van goed rentmeesterschap was zeer belangrijk in de Soemerische traditie. 
  • Meshannepada, vorst van Ur, stichtte de eerste dynastie van Ur. De koningsgraven zijn een mooi bewijs hoe welvarend Ur wel was.
    Er waren zeer heel intensieve handelsactiviteiten met streken buiten hun grondgebied( Mari, Terqa, Ebla, Assur, Tell Brak)
  • Eannatum van Lagash. bekend is zijn overwinning op Umma, herdacht op de gierenstèle.
  • Lugal-Zagesi van Umma werd de eerst absolute heerser over de vruchtbare Halvemaan, met een grondgebied dat de hele Mesopotamische vlakte besloeg. Alhoewel die zeggenschap niet echt reëel was, vermits het merendeel van de stadstaten gehecht was aan hun onafhankelijkheid.

Geleidelijk aan ontstond er naast de tempel ook een ander gebouw: het paleis. tempel en paleis vormden een tweekoppige macht die de Soemerische geschiedenis lang zou kenmerken. 

 

Zwarte farao’s

Het moderne Nubië is een gebied in het zuiden van Egypte en in het noorden van Soedan. In de oudheid waren er verschillende koninkrijken.  Zwarte farao’s zijn geen verzinsel. ze stammen uit een sterke Afrikaanse cultuur in een land dat de Egyptenaren Koesj noemen. Koesj ligt langs de zuidelijke oevers van de Nijl en is al ten tijde van de eerste Egyptische dynastie (rond 3000 v.C. ) al behoorlijk welvarend.

De Egyptenaren waren niet erg gerust met die machtige zuiderburen en omdat er daar ook veel goud te vinden was, trokken de farao’s van de 18de dynastie (1538-1292 v.C.) Koesj binnen en bouwden er forten langs de Nijl. De onderworpen Nubiërs namen de cultuur en de gebruiken van de Egyptenaren over. Tijdens de derde onstabiele tussenperiode in Egypte  begonnen de Koesjieten zich los te maken van de Egyptische farao’s en vestigden de autonome staat Koesj, met de steden Napata en Meroë als belangrijkste machtscentra.

De Koesjitische farao Kashta (ca. 760-747 v.Chr.), letterlijk “de Koesjiet”, stichtte de 25e dynastie van Egypte door het door onderlinge twisten tussen verschillende koningshuizen verzwakte Egypte te veroveren en te herenigen. Egypte en het Koesjitische rijk waren hierna ongeveer een eeuw lang verenigd. De zogenaamde “zwarte farao’s” van de 25e dynastie bleven op de troon van Egypte tot de dood van farao Tantamani in ca. 653 v.Chr. 

In de 7de eeuw v.C. vallen de Assyriërs Egypte binnen en trekken de Nubiërs zich definitief terug naar hun vaderland. Ze blijven hun koningen voorzien van piramides.

De eerst Nubische piramides werden rond 1000 v.C. gebouwd? Ze zijn kleiner van vorm als de Egyptische, maar ook hun grafkamers waren vol schatten. Ze waren tussen de 6 meter en de 30 meter hoog en zelden breder dan 8 meter. Ter vergelijking: de hoogste Egyptische piramide meet 230 bij 146 meter.