Voor 3 positieve getallen a,b en c geldt:
Antwoord
- In de eerste ongelijkheid stellen we , en , dan wordt de opgave herschreven als of .
- We werken de haakjes uit en vinden: .
- Uit de ongelijkheid over het rekenkundig en meetkundig gemiddelde vinden we dat , dus het linkerlid uit vorig punt is groter of gelijk aan wat moest bewezen worden.
- Voor het tweede deel van de ongelijkheid gebruiken we de ongelijkheid over het harmonisch en meetkundig gemiddelde: . Volgens de ongelijkheid over het rekenkundig en meetkundig gemiddelde is bovendien .
- Pas dit nu toe op de drie termen van het linkerlid van de gevraagde ongelijkheid en het bewijs is klaar.