Lineaire recursieve rijen

Een rij a_n voldoet aan een lineaire recurrentie  als

    \[c_ka_{n+k}+c_{k-1}a_{n-k-1}+\cdots+c_1a_{n+1}+c_0a_n=0\]

De rij a_n noemt men dan een lineaire recursieve rij.
De karakteristieke veelterm van bovenstaande lineaire recurrentie is de veelterm

    \[f(x)=c_kx^k+c_{k-1}x^{k-1}+\cdots c_1x+c_0\]

Als we f(x) in \mathbb{C} kunnen ontbinden als

    \[c_k(x-r_1)^{m_1}(x-r_2)^{m_2}\cdotsc_k(x-r_l)^{m_l}\]

dan voldoet a_n aan de lineaire recurrentie als en slechts als er functies g_i(x), met graad kleiner of gelijk aan m_i-1, bestaan zodat

    \[a_n=g_1(n)r_1^n+\cdots+g_l(n)r_l^n\]

Als m_1=m_2=\cdots=m_l=1, dan zijn alle functies g_i(x) constanten.

Enkele speciale gevallen:

  • Bij een rekenkundige rij is a_{n+1}=a_n+v met a_0=a. Dit is geen lineaire recurrentie. Maar nu is ook a_{n+2}=a_{n+1}+v. Aftrekken van de twee formules geeft : a_{n+2}-2a_{n+1}+a_n=0. Dits is wel een lineaire recurrentie met  karakteristieke veelterm x^2-2x+1=(x-1)^2. Bijgevolg is a_n=(An+B).1^n. Het is duidelijk dat B=a, de beginterm van de rij en A=v, het verschil van de rij. Zodoende is het algemeen voorschrift a_n=n.v+a voor n=0,1,...
  • Bij een meetkundige rij is a_{n+1}=a_n.q met a_0=a. Dit is een lineaire recurrentie met karakteristieke veelterm x-q. Bijgevolg is a_n=A.q^n . Uit a_0=a volgt dat A=a en dus is het algemeen voorschrift a_n=a.q^n voor n=0,1,...

Voorbeeld : a_0=1 en a_1=4 en elke ander term is het rekenkundig gemiddelde van de twee vorige termen. Een aantal termen van de rij: 1,4,\frac{5}{2},\frac{13}{4},.... Om de algemene term van de rij te bepalen, zoeken we eerst de karakteristieke veelterm van de lineaire recurrentie: 2a_{n+2}-a_{n+1}-a_n=0. Dan is f(x)=2x^2-x-1=2(x-1)(x+\frac{1}{2}. Bijgevolg is a_n=A1^n+B\Big(-\frac{1}{2}\Big)^n=A+B\Big(-\frac{1}{2}\Big)^n. Om A en B te bepalen gebruiken we dat a_0=1 en a_1=4 . Hieruit volgt dat A=3 en B=-2, zodat a_n=3-2\Big(-\frac{1}{2}\Big)^n

Gaspard Monge

Gaspard Monge, geboren in Beaune op 9 mei 1746 en gestorven in Parijs op 28 juli 1818, was een Franse wiskundige  die bekend werd door het opstellen van de beschrijvende meetkunde, het wetenschappelijk tekenen. Hij was medeoprichter van de École Polytechnique in 1794. In 1800 trok hij naar Antwerpen en richtte er de Hogere Zeevaartschool op. Zijn naam staat vermeld op de Eiffeltoren.

Bij de perspectivische projectie van een ruimtelijk object op een plat vlak worden over het algemeen de werkelijke grootten van lengte en hoeken niet bewaard. Om dit toch gedaan te krijgen ontwikkelde Monge een bijzondere projectietechniek . In het boek Géométrie Déscriptive uit 1798 presenteerde hij een nieuwe methode om ruimtelijke voorwerpen systematisch en exact te beschrijven.  Je kiest twee vlakken in de ruimte die loodrecht op elkaar staan. Men noemt dit de projectievlakken. Het ene noemt men het horizontaal vlak (H) , het andere het verticaal vlak (V). Hun snijlijn noemen we de grondlijn. Nu projecteert men elk object zowel in H als in V, zoals in onderstaand voorbeeld.

 

 

Opgave 14

Op de zijden van een rechthoekige driehoek ABC tekent men twee vierkanten: BGFC en AEDC. De rechten AG en BE snijden elkaar in I. Verder is H het snijpunt van AG met BC en J het snijpunt van BE met AC. Bewijs dat de oppervlakte van ABI gelijk is aan de oppervlakte van IHJC.

Antwoord

Een vierkant vol getallen

\begin{array}{ccc} 1&2&3\\4&5&6\\7&8&9\end{array}

In bovenstaand vierkant zien we dat de som van de elementen op de diagonalen gelijk is : 1+5+9=3+5+7=15. Het is duidelijk dat dit ook geldt voor een 2×2 vierkant met de getallen 1,2,3 en 4:

\begin{array}{cc} 1&2\\3&4\end{array}

De vraag is nu of we dit kunnen veralgemenen: Als we de getallen 1,2,\cdots,n^2 in een nxn rooster plaatsen, in stijgende volgorde, is dan de som van de  elementen op de twee diagonalen dezelfde en zo ja wat is die som?

  • We bekijken eerst welke elementen op de diagonaal staan die links boven vertrekt. Het eerste element is 1 en het volgende staat n + 1 plaatsen verder. Het derde staat weer n + 1 plaatsen verder. Bijgevolg zijn de elementen op die diagonaal van de vorm 1+k(n+1)  waarbij k:0,,2,\cdots, n-1.
  • De som van die elementen is dan S=1+1+(n+1)+1+2.(n+1)+\cdots+1+(n-1)(n+1).
  • Uitgewerkt geeft dit: S=n+\dfrac{(n-1)n}{2}.(n+1)=\dfrac{n^3+n}{2}.
  • Nu de elementen op de andere diagonaal. Het eerste element is n. het volgende ligt één plaats voor 2n, het derde 2 plaatsen voor 3n. De elementen op die diagonaal zijn dus van de vorm :k.n-(k-1) met k:1,2,\cdots,n.
  • De som van die elementen is T=n+2n-1+\cdots+n.n-(n-1).
  • Uitgewerkt geeft dit : T=n.\dfrac{n(n+1)}{2}-\dfrac{(n-1)n}{2}=\dfrac{n^3+n}{2}.
  • Hieruit volgt inderdaad dat S=T. We kunnen de eiegenschap dus wel degelijk veralgemenen en de ‘magische’ som van het vierkant is

        \[\dfrac{n^3+n}{2}\]

Opgave 13

Wat is groter 2017^{2018} of 2018^{2017}?

Antwoord