De Nederlandse Wiskunde Olympiade is een individuele wedstrijd voor leerlingen van klas 1 t/m 5. Deze leerlingen zijn tussen de 12 en 17 jaar oud. De wedstrijd bestaat uit drie rondes.
In de eerste ronde krijg je twee uur de tijd om de antwoorden te vinden bij een aantal opgaven. Er zijn acht vijfkeuze-opgaven en vier open opgaven met een exact getal als uitkomst. Je hoeft geen bewijs of uitwerking te geven. Als je bij de (ongeveer) 1000 deelnemers met de hoogste resultaten zit, dan krijg je een uitnodiging om aan de tweede ronde mee te doen. Leerlingen uit de onderbouw ( klas 1-3) hebben minder punten nodig om door te gaan naar de tweede ronde dan leerlingen uit de vierde klas, en zij weer minder dan leerlingen uit de vijfde klas.
De tweede ronde wordt gehouden op een aantal Nederlandse universiteiten. De tweede ronde is vanzelfsprekend moeilijker dan de eerste ronde. Er zijn geen meerkeuze-opgaven meer en bij een aantal opgaven moet je niet alleen de uitkomst geven, maar ook je uitwerking. De (ongeveer) 130 beste leerlingen uit het land worden vervolgens uitgenodigd voor de finale en de training voor de finale. Ook hier wordt weer rekening gehouden met de drie categorieën.
De finale duurt drie uur en in die tijd moet je vijf opgaven oplossen. Bij elke opgave moet je een volledige berekening geven of een sluitend bewijs.
De eerste Nederlandse Wiskunde olympiade werd gehouden in 1962. Op de website van de organisatie kan je verdere informatie vinden.